Ik pretendeer sterk te zijn

Het waren opnieuw z’n longen zei de kinderarts. En weer die verdraaide luchtweg die zichzelf dichtkneep. Gelukkig niet zo erg als de vorige keer, maar toch. Je wilt er niet aan gaan wennen, zo’n weekend in het ziekenhuis met je kind in bed en allerlei slangetjes die uit zijn lichaampje komen. Je wilt gewoon dat hij er helemaal niet hoeft te zijn, in de ‘betermaakfabriek’. En dat je er niet wilt zijn ligt niet aan de verplegers die er hun stinkende best doen. Het ligt aan de kwetsbaarheid van het moment. In een ziekenhuis ben je op je zwakst, ook al pretendeer je sterk te zijn.

Naast het bedje van zoonlief hangt ‘n eenpersoonsuitklapbedje, weggemoffeld achter een witgeschilderde grenen plaat. Je mag er blijven slapen, als je dat wilt. We moeten er blijven slapen, volgens mijn vriendin R. In het kader van de hechting. Ben ik het helemaal mee eens, zolang ik zelf maar niet hoeft te blijven slapen. Ik hoor je denken. Nou zeg, wat ben jij voor een hork, het is wel je kind hoor. Of deze: samen een kind hebben is samen de lasten delen. Nog een: je wilt toch zeker bij je kind zijn? Ik snap jou niet. Gelukkig is alles op de afdeling gericht op overnachtende moeders. Dat speelt lichtelijk in mijn voordeel. Probeer er bijvoorbeeld maar eens een maandblad voor de man te vinden. Lukt je niet. Vaders blijven er gewoonweg niet slapen. Ons zorg-gen is laagontwikkeld. Ik weet het, een slap excuus. 

Hier is nog een slap excuus: mijn eigen ziekenhuiservaringen. Niet dat ik ze als traumatisch heb ervaren maar toch, mezelf weer in dat bed zien liggen, in die kamer met andere pijnlijdende mensen die bij elke beweging een soort doodsrochel laten ontsnappen. Dat is voor mij letterlijk adembenemend. En wat we zeker niet willen is dat vader en zoon allebei aan het zuurstof komen te liggen. Zoals ik eerder schreef, in een ziekenhuis ben je op je zwakst.

Enfin, vriendin R. en ik discussiëren dus net als vorige keer over wie blijft slapen. Ik weet niet of het de kracht van mijn argumenten was of haar medelijden met mij, maar R. is net als tijdens de vorige keer blijven slapen. Mijn zoontje is in goede handen, dat stelt gerust. Bovendien, hij heeft z’n knuffelkikker bij zich, zijn redder in nood. Ik heb geen knuffelkikker, maar okay, terugblikkend wil ik voor de volgende keer (die hopelijk niet komt) een eventuele overnachting in ruil voor wat Valium of wat andere verdovende paardenmiddelen gerust in overweging nemen. 

1 opmerking: