Opeens had ik een soort baard. De grens tussen ‘een pluk’ haar in mijn gezicht en ‘veel’ haar in mijn gezicht bleek heel makkelijk te passeren. De plaagstootjes van vriendin R. n eerste instantie op de koop toenemend. Opmerkingen zoals daar zijn : “Hij loopt scheef en daar zit een soort gat in je baard, net of je een ziekte hebt.” Enfin, een baard dus. Op de plek waar ik werk lopen er vier rond en geen enkele van deze baarddragers is ouder dan 40. De baard is dus in, hij is kek. Modern. En hoe langer hoe beter. Nu wist ik al langer dat de baard weer ‘happening’ is, eigenlijk al sinds we (ik generaliseer voor het gemak) weten dat de identiteit van de moderne man een flinke knauw te verduren heeft gekregen sinds we weten dat we niet eens meer nodig zijn om kinderen te maken en van ons verwacht wordt dat we wasjes draaien, de kamer stofzuigen en de kabouterdans met onze kinderen doen. Ergens willen we gewoon man zijn…Maar net zo opeens als hij er opeens was, zo opeens is hij ook weer opeens weg. Voor een groot deel dan. Er is namelijk flink in gesnoeid. Zodanig dat er nog maar een stoppelbaard van is over gebleven. Misschien is hij vertrokken om de lieve vrede te bewaren, misschien omdat hij om meer zorg vroeg dan in eerste instantie gedacht of misschien omdat wij mannen langzaam maar zeker dan toch aan het devalueren zijn tot watjes, dat laat ik aan de lezer over. De mannelijkheid van mijn baard heeft in elk geval een flinke knauw gekregen. Ik mis hem.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten