We denken dat hij berichten ontvangt. We weten niet van wie en van waar maar het lijkt er elke dag meer op dat iets of iemand hem iets in fluistert. Een opdracht. Net als Richard Dreyfuss in de film Close Encounters of the Third Kind. Maar waar Dreyfuss plots een enorme berg van klei op z’n eettafel begon te maken, zet zoonlief z’n speelgoedautootjes, oerwouddieren en boekjes tegen elkaar. Soms in groepjes, soms op een rij. Hetzelfde doet hij met z’n vingerpoppetjes. Hij clustert. En net als Dreyfuss dat deed, verwachten we dat zoonlief er een dezer dagen op uit trekt en op zoek gaat naar de ware aard van zijn clustergedrag. Mogelijk dat het iets te maken heeft met vogeltjes. Niets ontsteekt immers zoveel enthousiasme in hem als een fladderende vogel. Gillen dat hij doet, ongelooflijk. Als we niet beter wisten kon hij zomaar verstandelijk beperkt zijn. Zo klinkt het namelijk als een peuter die nog geen woorden meester is wil vertellen dat hij iets heel erg leuk vindt. Het zou dus zomaar kunnen dat het de vogeltjes zijn die hem iets in fluisteren. Wij luisteren uiteraard mee en horen niets. Een volwassen brein is allesbehalve ontvankelijk. Zonde. Er zouden zoveel leuke dingen kunnen ontstaan als we ons brein zouden openen voor iets magisch als fluisterende vogeltjes.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten