Snij weg wat in de weg zit

Zoonlief J. lust korstjes. Hij verorbert ze op een bijzonder smaakvolle wijze, lui achterover gelegen in zijn kinderstoeltje. Elke hap korst wordt met minstens twintig kauwbewegingen klein gemaakt. Met dat aantal voldoet hij ruimschoots aan de norm.

Hij kan dat omdat hij denkt dat hij alle tijd van de wereld heeft. Dit in tegenstelling tot zijn ouders. Zelf ben ik een schrokker: zoveel mogelijk, zo snel mogelijk. Logisch. Ik heb dan ook helemaal geen tijd van de wereld. En dat botst wel eens.

Twee dagen van de week snijd ik dus de korstjes van het brood. Dat zijn de dagen dat vriendin R. en ik ons in de maalstroom van de ‘nieuwe ouders’ storten. De ‘breng je kind al carpoolend naar het dagverblijf en probeer ondanks de 7 kilometer lange file op tijd op je werk te zijn’ dag. Ook wel de hartslag 160-dag genoemd.

Op die twee dagen hebben we dus geen tijd om 20 keer te kauwen. Hij wel, denkt ie. De oplossing is net zo makkelijk als verkeerd. Wat in de weg zit snijden we er in dit geval letterlijk af. Het is een oplossing die eigenlijk geen oplossing is. Iets eraf snijden is volgens mij nooit een goed voorbeeld om aan een lerende peuter te geven. Je kunt wat in de weg zit namelijk niet altijd klakkeloos wegsnijden. Zo werkt het leven niet. Maar leg hem dat maar eens uit.

En toch doen we het. Net als hem soms laten eten in de bank of hem speelgoed mee aan tafel laten nemen. Door dat toe te staan, snijden we de strijd tussen hem en ons weg. Hem zijn zin geven is dan een snel gemaakte keuze, die helemaal tegen onze opvoedprincipes indruist. En ook die principes snijden we zo weg. Al die hoopvolle en ambitieuze opvoedvoorwaarden waar je jezelf toe verplicht tijdens de zwangerschap? Je snijdt ze een voor een weg als korst.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten