De Stoel


Mijn oudoom L. had een stoel. Niet bepaald een speciale stoel, behalve misschien het feit dat de stoel net als L. zelf behoorlijk op leeftijd was. In die stoel ging niemand anders zitten dan L. Ongeacht wat, al was je zwanger. Zo was het gewoon en iedereen wist dat. Je bleef liever staan totdat je botten het begaven, dan dat je het in je kop haalde om plaats te nemen in zijn stoel.

Wat op zich niet eenvoudig zou zijn geweest, de goeie man was bijna altijd thuis en als hij thuis was zat hij in die stoel. Pijp te roken. In die zin was hij een soort patriarch van de familie. Aangetrouwd, dat dan weer wel en zonder enige zeggenschap over mij. Maar toch, die bijna angstaanjagende autoriteit die we kennen van Marlon Brando uit de film The Godfather zat er bij L. absoluut in.

Hij was van de laatste generatie mannen die een stoel en daarmee een bepaalde positie in de familie kon claimen door gewoonweg in een bepaald vertrek aanwezig te zijn. Hij stamde uit een tijd dat je als man, eenmaal thuis van je werk, in je stoel neervlijde en tevreden je benen strekte, wetende dat er duidelijke man/vrouw verhoudingen waren. Hier is je koffie, hier is je pijp en even de beentjes omhoog. Zo, heerlijk zeg.

Aan L. moest ik denken toen ik de stoel zag in de gastenslaapkamer van mijn oma. Ik heb nu dus ook zo’n stoel en daar ben ik trots op. Inmiddels ligt er al een tres chic kussen in, geborduurd in Denemarken weet ik van horen zeggen. Echter, de statuur van een patriarch zal ik op deze wijze niet tot de mijne maken. Niet dat ik dit beoogde maar toch. De man/vrouw verhoudingen zijn daarvoor anno 2010 nu eenmaal iets gecompliceerder. Een mooie kersenhouten stoel uit pak ‘m beet 1946 is er vooral om mooi te zijn. Hij staat er niet om het gewicht te dragen van de man van de familie. Die moet maar net als de rest van het gezin op de bank gaan zitten. Naast elkaar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten