Tegen het lijf lopen

Laatst.
Een reünie van oud-studiegenoten in Amsterdam. We zijn elkaar jaren geleden uit het oog verloren, althans de meesten van ons. Zo gaat dat nu eenmaal denk je dan, als schepen uit de haven. Jaren later tref je elkaar, praat je bij, je lacht en haalt samen herinneringen op. Concluderend: we waren allemaal goed terechtgekomen. Mooi zo.

Bij het afscheid die avond beloofden we langs te komen, mochten we ooit in de buurt zijn. Ook in deze geldt: je weet hoe dat gaat. De kans dat iemand bij iemand langsgaat is nihil. De ons opgelegde beschaafdheid dwingt een mens dan tot het maken van een dergelijke non-belofte. Goed bedoeld, maar ik moet de eerste nog tegenkomen die ‘zomaar effe een bakkie’ komt doen.

De reünie was allesbehalve compleet. Een oud-studiegenoot had andere verplichtingen die avond, weer een andere was er niet omdat hij te laat had vernomen van ons bijpraatavondje. Juist aan hem moest ik denken toen ik onlangs in de supermarkt op zaterdagochtend een stel zag dat ik elke zaterdagochtend in de supermarkt zie. Ik weet niet hoe ze heten of wat ze doen. Alles wat ik van ze weet is dat ze twee kinderen hebben en alle tijd van de wereld.

Het toeval wil dat de oud-studiegenoot die niet bij de reünie was in dezelfde stad woont als ik. En ondanks dat ben ik hem nog nooit tegengekomen. Hoe kan het – dacht ik – dat ik mensen die ik niet persoonlijk ken wel regelmatig tegen het lijf loop en mijn oud-studiegenoot nooit? Zo groot is de stad waarin we wonen immers niet.

Ik kwam tot de volgende conclusie. Hij en ik hebben niks gemeen. En mensen die niks met elkaar gemeen hebben, komen elkaar in het algemeen nergens tegen. Met het stel in de supermarkt heb ik gemeen dat we elke zaterdagochtend om 08.30 uur boodschappen doen in dezelfde supermarkt. Dat is weinig besef ik, maar genoeg om elkaar elke week tegen het lijf te lopen. Met mijn oud-studiegenoot heb ik blijkbaar niks gemeen, behalve het verleden dat we delen. Dat is klaarblijkelijk onvoldoende en dus komen we elkaar nooit tegen.

Een reünie is verspilde tijd. We hadden ons van tevoren moeten afvragen waarom we elkaar al die jaren niet meer hebben gezien. En we anderen juist wel zijn blijven zien. Waarbij een argument als “je verliest elkaar ergens onderweg uit het oog hè” een dooddoener is. We zijn elkaar uit het oog verloren omdat het ons eigenlijk niet zoveel kon schelen, omdat we aan de basis al onvoldoende met elkaar gemeen hadden. Daarom. En dus koester ik diegenen waar ik aan de basis al veel gemeen mee heb. Het zijn er niet veel maar de basis is goed. Bovendien, ik ben benieuwder naar wie ik morgen ga ontmoeten dan wie ik gisteren kende maar nu niet meer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten