Wat verwacht een luchtvaartmaatschappij eigenlijk als zij besluit dat een peuter van 20 maanden te jong is voor een eigen stoel aan boord en hij dus op schoot moet bij papa en/of mama? Verwacht zij dat hij plechtig belooft stil te zitten? Dat hij zich overgeeft aan de situatie, net als een volwassene? Dat hij na drie uur wachten in de vertrekhal gevolgd door 7 uur in de lucht, zich probleemloos zelfstandig entertaint, dat hij geniet van de maaltijd en de films?
Diezelfde vragen zijn geheid ook gesteld door de man die voor ons zat en zoonlief J’s fikse trappen tegen de rugleuning van zijn stoel een uurtje of drie geduldig heeft mogen verdragen. Twee weken vakantie in een land ver weg maakt van elke peuter een klein oververmoeid brutaaltje dat door zijn net zo oververmoeide ouders nauwelijks nog in bedwang kan worden gehouden. Het ontwaakt de demoon in hem. En daar zijn geen trucs of afleidingsmanoeuvres tegen bestand.
In mijn hoofd spookten allerlei onrealiseerbare ideeën voor aan boord: een kinderdagopvang, een speelhoek met schuimrubberen wanden tegen mogelijke turbulentie of een slaapkooiconstructie op de plek waar nu de handbagage zich bevindt. Na drie uur lang tieren overwon eindelijk de slaap en sloot de piepkleine reincarnatie van Damian zijn oogjes. En zo mocht het zijn dat zelfs ik, iemand die nog nooit in een vliegtuig heeft kunnen slapen, maar liefst 30 heerlijk langdurende minuten vertrokken was.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten