Welkom op Vlieland

De volgende spreuk had zomaar op een tegeltje, hangend aan de muur van restaurant Posthuys te Vlieland kunnen staan. ‘Je hebt pas een storm meegemaakt als je een Vlielandstorm hebt meegemaakt.’ Deze spreuk hing daar niet, waarschijnlijk om de argeloze toerist geen angst in te boezemen.

Gelukkig. Want we hebben nogal wat stormweer gehad.

Mijn vriendin R. is wat je noemt een ervaren Nederlandganger, met name als het gaat om jeugdvakanties. Voor haar herbergt Vlieland zoete en bittere herinneringen. Gedachten zoals we die allemaal bezitten en koesteren. Ook de bittere. Zelf ben ik niet zo’n Nederlandganger omdat ik hoor bij de groep Nederlanders die denkt dat een vakantie in eigen land hem geen vakantiegevoel geeft. Een gevoel dat overigens nergens op gebaseerd is en niet klopt.

Vlieland dus. Een eiland. En dus ook typisch Hollands weer. Je weet wel. Net te koud, net teveel wind, erover klagen en toch maar naar buiten gaan om door de regen te fietsen. Nadat hij (en dus ook wij) de animatiefilm Cars pak hem beet vijf keer had gezien, smachtte zelfs zoonlief J. naar de buitenlucht. Ongeacht de regen, ongeacht de wind. Bah, zei hij zittend achterin het stoeltje, zijn oortjes hopeloos beschermend tegen de wind.

Wat opviel was het dringen in de jachthaven. Dat kan maar een ding betekenen. Namelijk een bijzonder hoge concentratie van Scapajassen en Gaastratruien. In de dorpsstraat (je weet wel, de plek waar het allemaal te doen is) ontwaren we een in veilige kleuren gehulde stoet maritieme wannabees. Ze hebben zich gehesen in witte en rode pantalons en dralen er in schoentjes die niet gemaakt zijn voor schelpenzand. Het is wachten op het eerste Vlielandsterrenrestaurant.

Paraderende rijkdom is het laatste wat we zochten op een eiland dat zijn bescheidenheid door de eeuwen heen trouw heeft bewaakt. Maar waar zijn zij die zelfgebreide truien dragen en leren sandalen met bungelend op hun buik de obligate verrekijker? Waar zijn de vrouwen in bontgekleurde gewaden die aan de kachel borduren en haken? Waar zijn de mensen die de regen met een dans ontvangen alsof hij uit de hemel zelf komt. We zochten helemaal geen nieuwe rijken die ‘effe een dagje Vlieland doen’. Maar ze waren er, zoals ze overal zijn.

De Vlielanders die we wel zochten vonden we in de duinen. Op de paden en erlangs, in het hoge duingras. Op van die typische plekken waar je niet wilt zijn om gezien te worden maar waar je wilt zijn om te zien. Ze zaten op de duinranden in het helmgras en op de bankjes uit de wind. Ze wandelden door de bossen en over de duinvelden onder het toeziend oog van zilvermeeuwen en hazen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten