Geofferd aan de god van rock & roll

Gisteren naar de band Volbeat gaan kijken. Of beter gezegd, gaan luisteren. Kijken naar vier mannen met gitaren en drums is niet bijster interessant, luisteren wel. Fout. Gisteren was kijken net een beetje interessanter dan luisteren. Michael Poulsen, zanger/boegbeeld/sirene zakte na een half uur in elkaar en stond niet meer op. De eerste geruchten doken diezelfde nacht al op: hij leeft niet meer. Zo gaat dat op internet. Leugens gaan heel snel een eigen leven leiden, ook als het de dood betreft. Immers, omdat niemand precies weet hoe het zit moet Poulsen wel dood zijn. Stelletje roddelnichten. Dit is echte rock & roll beste mensen, niet de Grote Jan Smit doet het met Nick en Simon Show. Ik doe dus geen uitspraken over wat de oorzaak wel is. Ik zet mijn geld op de Mexicaanse griep, die krijgt namelijk overal de schuld van. Maar het ergste is, voor even stelde ik me voor dat hij daar op dat moment, toen wij stonden te kijken, op het podium dood neerplofte, in het harnas met een Gibson SG om zijn nek. Michael Poulsen: geofferd aan de Grote God van Rock & Roll, en wij waren erbij.

 

Inmiddels is Michael Poulsen allang uit het ziekenhuis ontslagen. Koorts en vermoeid. 

Citaat

Nog een citaat. Van Henry David Thoreau deze keer. Een pareltje, al zegt hij het zelf. "How vain it is to sit down to write when you have not stood up to live." En dan denk ik aan Hemingway en Kerouac. En al die dichters en schrijvers die sneuvelden in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog, en Jan Cremer. Wat je schrijft moet namelijk ergens vandaan komen. Alleen Herman Brusselmans heeft namelijk genoeg aan alleen zijn brein.

De eerste twee pagina's van mijn verhaal

Voor wat volgt eerst nog dit. Had hij de envelop maar verscheurd. Rats, zo ja. Zonder de brief die erin zat te lezen. De woorden zouden dan nooit in zijn leven zijn gekomen en dus ook de gevolgen niet. Had hij de envelop maar verscheurd, dan had hij kunnen blijven aanmodderen alsof niets in zijn leven nog iets uitmaakte. Precies zoals hij wilde. Had hij maar, dacht hij. De blauwzwarte kalfsleren stoel waarin hij diep weggezakt zat voelde heerlijk. De armleuningen stonden hoog, de rug van de stoel comfortabel recht. Prima voorwaarden om mee te reizen. Zijn hoofd had hij gedraaid naar het raampje, het schuifklepje had hij half naar beneden getrokken alsof hij niet door de buitenwereld gezien wilde worden. Behoedzaam als een gluurder staarde hij naar buiten waar hij het met rubber aangetaste beton van de startbaan zag en de markeringen erop. Een trolley reed langs, volgestouwd met koffers en dichtgesnoerde tassen. Zelf had hij helemaal geen bagage schoot hem te binnen, alleen de kleren die hij droeg en gekregen had. Cassandra, de receptioniste annex telefoniste van het politiebureau in Fresno was zo vriendelijk geweest. Maat 36? had ze goed geschat. Geen idee, had hij geantwoord. Voor een moment dacht hij aan kleding kopen en hoe lang het al geleden was. Een tankwagen maakte zich uit de voeten. Hij rook de kerosine en dacht aan vuur en hoe verslindend het is, hoe het onwillekeurig verslindt wat op zijn pad komt en hoe allesverterend de laatste paar weken waren geweest. South West Vlucht 467 stond klaar om Willem H. Rendoorn van Fresno naar Los Angeles te brengen. Een afgevaardigde van de officier van justitie van Fresno had hem in rij één, stoel één, eersteklas geplaatst. Zij droeg een grijzig nietszeggend mantelpak met daaronder een jongensblauwe blouse met wat leek op een kanten boord en had een plooiloos gelaat, streng tot in de puntjes. Zijn twee begeleiders konden elk moment arriveren, had ze emotieloos op een professionele wijze tegen hem gezegd. Zij zou zolang in de corridor blijven wachten en als hij vragen had hoefde hij alleen maar ‘Lori’ te roepen. Hij had haar vriendelijk bedankt, maar wist al dat hij geen vragen had. Achter de eerste vier rijen stoelen achter hem werd een flinterdun gordijn dichtgetrokken, hij was afgesloten van de rest van de passagiers in het vliegtuig. Een half uur lang mocht hij baden in eersteklas luxe. Onnodig vond Willem het, maar niemand had naar hem geluisterd en dus zat hij met zijn ziel onder zijn arm, geboeid en in gekregen kleren in stoel een van rij een. Toen de deuren van het toestel eindelijk dichtgingen waren er negentien passagiers, vijf bemanningsleden en twee lijkenkisten aan boord.

Citaat

Ik kwam het volgende citaat tegen van schrijver Cormac McCarthy. Het gaat over schrijven, de kruim die het je kost en de vreemde gewaarwording dat je er iets in stopt om er iets uit te krijgen waar je bijlange geen idee van hebt. Totdat het klaar is en je jaren verder bent. Hij zei: “I'm not interested in writing short stories. Anything that doesn't take years of your life and drive you to suicide hardly seems worth doing.”

Missionarissen

Onlangs hebben we aan missionariswerk gedaan. We hebben de goede boodschap verspreid onder de bevolking van onze stad. Daarnaast hebben we ook nog eens een heus taboe doorbroken. En dat allemaal met één actie, die precies een uur duurde. Wow. Wat hebben we dan gedaan? We zijn gaan eten in een eetcafé en hebben zoonlief van 15 maanden meegenomen. Kortom, we hebben alle stellen die nog twijfelen over kinderen ("wil ik wel zoveel inleveren vraag ik me af") laten zien dat het gewoon mogelijk is. Je hoeft je niet op te sluiten in je eigen huis, en ja je kunt nog steeds leuke dingen blijven doen! Je leert dat je moet reserveren omdat je een kinderstoel nodig hebt, dat je sneller eet dan het licht omdat je geen idee hebt hoelang hij geduld zal hebben, je leert dat de kinderwagen door de deur moet passen en op z’n minst opvouwbaar moet zijn, dat je alles op tafel (met name de messen en vorken) zoveel mogelijk aan de raamkant van de tafel legt, dat je beter geen voor- en nagerecht kunt nemen, dat je bij binnenkomst onmiddellijk moet bestellen, dat je afleidingsspulletjes meeneemt (liefst klein en onbreekbaar), dat je op je blote knieën moet hopen dat hij niet met het eten gaat gooien of gaat gillen van enthousiasme of moeheid, je leert dat je liever thuis aan tafel zit om na het eten direct op de bank in slaap te vallen. Je leert dat dit met twee kleine kinderen waarschijnlijk niet mogelijk is. Je leert eigenlijk heel veel in dat uur. Maar als je dit allemaal kunt accepteren, heb je een heerlijk uurtje samen. 

Onhandig

Ze zien alles wat wij verkeerd doen. Of misschien kan ik beter zeggen, alles wat ik verkeerd doe. Ik heb het over mensen die dingen weten en kunnen die ik niet – zo goed – kan. Dingen aan de auto bijvoorbeeld. Tijdens de keuring ontdekte een van de mensen die dingen weet en kan die ik niet weet en kan, dat een van de koplampen er op z’n kop in zat. Daarom is het een koplamp, toch? En wat dan nog, licht is licht. Wat de mens die dingen weet en kan die ik niet weet en kan, niet wist was hoe dat zo kwam. Kijk, dat wist ik dan weer wel. Ik heb de lamp er namelijk zelf ingezet. Ik hing op mijn kop toen ik het deed, misschien heeft dat er iets mee te maken.

Lid van de risicogroep

We stonden in de rij. Een rij die gelukkig niet al te lang was en lekker doorschoof. Het tempo zat erin en dat is opvallend als je weet dat de gemiddelde leeftijd in de rij 67 was. Dat gemiddelde is overigens inclusief de bijna 15 maanden die zoonlief oud is. Ik stond namelijk met hem in de rij. Veel ohh’s en ahh’s toen hij eenmaal zijn jasje en trui uit had en op mijn arm rustte, als een veldheer om zich heen kijkend en de complimenten ontvangend met een glimlach en grote ogen van verwondering. Hij was zich nog niet bewust van wat er stond te gebeuren. Waarom rolt papa mijn mouw op? Waarom spreekt die gekke mevrouw mij aan met een heel vervelend piepstemmetje? Wat haalt ze daar uit dat doosje en waarom lijkt dat op een naald? Waarom steekt ze dat ding in mijn arm en auw. Wat? Ik word er tussen genomen, ik ben belogen. We gingen helemaal geen boodschappen doen, ik word gevaccineerd! En om jullie te straffen ga ik het op een ongelofelijk krijsen zetten. Tien lange minuten lang. En dat deed hij. Uit volle borst. De rij leefde mee. Ohh, ahh. Och manneke toch. Gelukkig ontving ik veel handige tips en commentaren. Zoals: Hij vindt het niet leuk, geloof ik. Duh. Huil maar, je bent toch heel lief hoor. Tja. Hij kan maar beter nu even huilen dan straks de Mexicaanse griep krijgen. Poe. Wat kan hij huilen hè? Inderdaad. Jongeman, als je zijn huid insmeert met witloofsap krijgt hij geen rooie vlekjes van de prik. Okay, deze heb ik zelf verzonnen maar het zou me niets verbazen als mevrouw Van Gunnik die achter ons in de rij stond zoiets had willen zeggen. Kortom, ik heb deze woensdagmiddag een belangrijkse les geleerd. Namelijk dat niet wijsheid met de jaren komt maar voordehandliggendheid.

Schrijven is zelfzuchtig

Bijna twee jaar ben ik er inmiddels mee bezig: mijn verhaal. Naar het schijnt zijn zo’n 1 miljoen Nederlanders met hetzelfde bezig. Hoeveel daarvan even ver zijn als ik weet ik niet, want ik ben bijna klaar. Wat nog rest zijn de correctierondes. Meervoud ja, want ik lees en corrigeer me suf. En dik 300 A4tjes lezen, beoordelen en corrigeren, geloof me, dat is een flinke kluif. Als in je verhaal een mus van het dak valt moet daar een reden voor zijn en die reden moet je aangeven, zei een schrijver – Reve denk ik - ooit. In mijn verhaal regent het mussen. Dat terwijl ik in mijn hoofd al klaar ben met schrijven, maar de lat ligt hoog en dat kost kruim. Immers, behalve de tijd die het schrijven van het verhaal kost werk ik fulltime, schrijf ik een blog, heb ik een gezin, een huishouden en probeer ik iets te onderhouden dat lijkt op een sociaal leven. Daarom duurt het schrijven van mijn verhaal al bijna twee jaar en wil ik bij deze mijn verontschuldigingen aanbieden aan iedereen die ik te kort heb gedaan de laatste tijd. Zodra de laatste pagina klaar is en er eindelijk een punt achter de laatste zin is gezet, ga ik eerst een maand slapen, daarna maak ik het weer goed.

Hij begint met vallen nog voordat hij kan lopen

Omdat hij nog niet loopt wil niet zeggen dat hij niet kan vallen. Want dat doet hij wel. Gelukkig, zou ik willen zeggen. Ik heb het overigens over mijn zoontje. Een beetje cru misschien, maar als je niet valt kun je niet leren. Dat daarbij een tandje door de lip gaat, ach. Jongens vinden dat alleen maar stoer, littekens uitwisselen. En voor elk litteken staat een herinnering. Net als tatoeages. Zoonlief viel onlangs, een van zijn inmiddels acht tandjes ging door zijn lip. Veel bloed en huilen, en het stoere is: diezelfde avond kletterde hij weer, zoals alleen peuters dat kunnen, naar de grond en weer viel hij op zijn lip. Je zou denken: die les is geleerd. We wachten af.

Het tragische einde van Pinokkio

Hij klapt in zijn handjes en zwaait. Soms. Als hij zin heeft. Beetje eigenwijs is hij wel. Klappen doet hij al best goed. Dus niet onhandig alleen met zijn vingertjes, maar met de palmen van zijn handjes en een beetje geluid. Klets, klets. Hij heeft een goede motoriek volgens kenners. Leeftijdsadequaat, volgens vriendin R. Zij kan het weten, beroepsmatig. Ik heb geen idee wat adequaat is voor zijn leeftijd. Mijn vader liep met 7 maanden, ik volgens mij pas na 1,5 jaar dus tja. En als we hardlopen zie je dat we er allebei niks van kunnen, dus heel veel maakt het allemaal niet uit denk ik. Zijn goed ontwikkelde motoriek zorgt dat hij de Pinokkio die boven de commode hangt handig weg weet te peuteren en dat is niet eenvoudig, gezien het smalle touwtje en de gebogen constructie waar hij aan ophangt. Je moet hem als het ware eerst een beetje tillen en dan in een boog van 40 graden wegtrekken. Best ingewikkeld. Dat doet hij met verve en met reden. Pinokkio verlaat zijn handje vervolgens met een sierlijke boog om gebroken te eindigen op de plankenvloer. En dat ziet er heel erg dramatisch uit. Dat is de tragiek van kinderspeelgoed. Klappen krijgen, gebeten worden, mishandeld worden en om te eindigen zoals Pinokkio op de vloer. Eenzaam met de lange neus in de feiten.