Een golfbeweging van lachende volwassenen

1 jaar oud is hij sinds drie dagen en beschikt nu al over een arsenaal ondeugendheden waar een 3-jarige van zou smullen. Zelf heeft hij geen idee van zijn 1-jarige bestaan. Natuurlijk, al die gek doende oude mensen om hem heen die maar liefst vijf keer besluiten om lang zal hij leven te zingen, da’s wel opvallend ja. En dus wiegt hij vrolijk mee en lacht hij breeduit. 1 jaar oud. Met recht het snelste jaar uit mijn leven. In de vijfde versnelling en elke dag hard in die versnelling doortrekken. Het went. Gelukkig. Hij heeft iets magisch. Dat zullen de meeste nieuwbakken ouders over hun kind zeggen, maar het is echt zo. Ik leg het uit. Overigens, om dit te begrijpen is het handig als je Das Parfum van Patrick Suskind hebt gelezen. Woensdagmiddag, de zon schijnt, de terrassen zitten goed vol. 1 jaar is ie en hij zit in zijn koetsje. Kostelijk hangen zijn armpjes over de beugel voor hem. Rechts van ons ligt het terras. Hij draait zijn hoofd, lacht breeduit, tilt zijn armpje op in een poging te zwaaien. Ik zweer het: er is niemand op het terras die niet teruglacht en ons (lees mijn zoon) volgt totdat we uit beeld zijn verdwenen. Het is een golfbeweging van lachende volwassenen die zich laten betoveren door de glimlach van een 1-jarig manneke. Iedereen die Das Parfum gelezen heeft weet welke magie ik bedoel: die van de onweerstaanbaarheid en het goede gevoel dat er heel even door ontstaat. De jonge vrouw vooraan vergeet even dat ze morgen ontslagen wordt. Want crisis. Man achterin denkt even niet aan de doorstart van zijn bedrijf. Want crisis. Twee vrouwen rechts vergeten even de nukken en pijntjes van het ouder worden. Hij zwaait ze nog een keer na en draait zich om naar mij. Tevreden blikkend. Goed gedaan jongen, denk ik. Blozend.

Tumble and Fall

Johan gooit de handdoek in de ring. En in tegenstelling tot de naamgever van de band (te weten Johan Cruijff) stopt deze Johan wel op zijn hoogtepunt. Een beslissing die ongetwijfeld goed voor de band voelt en misschien moet het daarom ook maar goed voelen voor de Johanadepten. Na je hoogtepunt kun je immers alleen maar bergaf. En dus volgen mindere albums, vaak afgesloten met een inspiratie- en zouteloos laatste album waar nog maar een ‘de-moeite-waard-liedje’ opstaat. De laatste zucht lucht voordat je de geest geeft en omringd door nog slechts een handvol fans. Dat zou tragisch zijn, onacceptabel en onverdiend. Johan heeft nooit heel veel fans gehad. Ondanks het jammerlijke gebrek aan nationale waardering, ploeterde zanger/bandleider Jacco de Greeuw bijna 20 jaar lang van zaaltje naar zaaltje om tussendoor klassieker na klassieker te schrijven die onfortuinlijk genoeg door slechts enkelen op waarde zijn geschat. Zij die het clubcircuit regelmatig bezoeken, hebben Johan ongetwijfeld wel op het podium mogen meemaken en weten dat de band geen gelikte podiumpresentatie heeft, geen arrogantie deelt maar luisteraars kluistert met liedjes. Alleen maar mooie liedjes. Daar waar het land dweept met over het paard getilde entertainers als Jan Smit en zijn lakeien Nick en Simon, of nog erger: de brallerige en volstrekt lege Toppers, geeft Johan jammerlijk de pijp aan Maarten. Het is op. Leeggestreden zijn ze, vier ongelofelijk mooie albums achterlatend. Een erfenis waar menigeen die pretendeert muziek te maken, kolkend van jaloezie zijn pet eerbiedig voor af zou moeten nemen.

Bon Iver is de naam...Pukkelpop deel 2

Een bandnaam is als een goed merk. Er moet een verhaal achter zitten, een emotie. Of sterker nog: een belofte. En een naam moet klinken als een klok. Friture Rojala doet dat bijvoorbeeld niet. Starbucks wel. Op Pukkelpop speelde de Amerikaanse band Bon Iver. De eerste groepsdiscussie ging over de uitspraak van de bandnaam. Doen we het op z’n Frans of op z’n luie en niet al te moeilijke Anglo-Amerikaans en dan heet het Bon Aijver. 

Zanger Justin Vernon (de personifiëring van Bon Iver) verloste ons smachtende luisteraars: je spreekt het uit op z’n Frans. De Francofiel in ons gezelschap wist de Anglofielen te leren dat het ‘goede winter’ betekent maar dan moet je Iver wel met een H schrijven: Hiver dus. Pfff. De tweede discussie ging over het ontstaan van de naam. Immers, de naam is perfect gekozen. Poëtische muziek, zwaar aan de melancholische kant en vaak ongrijpbaar mooi. Nu wist de Muziekofiel in ons gezelschap dat de muziek van hun laatste cd tijdens de winter opgenomen is in Wisconsin, misschien wel de koudste staat van de VS. Aha. Met die info is het verhaal achter de naam eenvoudig te verzinnen. Het gaat als volgt. Zanger alleen in een hut, mistroostig met zijn muziek bezig, een winterlang, komt naar buiten met een van de mooiste cd’s van het jaar. Als dat geen Bon Hiver is weet ik het ook niet meer.

PS In het snijdend koude Alaska wenst men elkaar elk jaar een Bon Iver. Een goede winter. En dat is de werkelijke achtergrond van de naam. Dat hadden we kunnen weten: het stond namelijk in het programmaboekje. Duh. 

Blaffende vrouwen bijten niet...Pukkelpop deel 1

Terug van Pukkelpop. Tjonge jonge. Het weer was perfect, het programma avontuurlijk (ook voor de kritische festivalganger) en we hadden alle tijd van de wereld. Het leven moest eigenlijk altijd maar zo simpel zijn. Je struint wat van podium naar podium, eet wat en slurpt aan de nodige hooggevulde bekertjes Maes pils. Het schuldgevoel van het niet-thuis-bij-vriendin-en-kind-zijn is na twee bier uit je systeem en opeens ben je weer als mannen onder elkaar. Flauwe klets en lachsalvo’s alom. En toffe muziek. Zoals daar zijn: de blaffende frontvrouw van Rolo Tomassi (o mijn god), de ubertechnische metal van Opeth, de vuige countrytrash van Hank III (precies, de kleinzoon van Hank - Is God - Williams). Maar ook terug in de tijd met Faith No More, wegdromen op Florence and the Machine, tranen voelen opwellen bij Bon Iver en ja de hype Them Crooked Vultures meemaken want wie weet, over tien jaar blijkt het een wereldact te zijn en dan waren wij erbij, die keer op Pukkelpop. Leuk verhaal voor zoonlief die over pak ‘m beet 16 jaar hun negende cd (of hoe het dan ook mag heten) koopt…

Zelf ziet hij het anders

Hij heeft een virus op zijn longentjes. Opeens. Niks om ons zorgen over te maken volgens de kinderarts, behalve dan voor de vernauwde luchtwegen die hij er van heeft gekregen. Een kind hebben is leren. En dan vooral dingen over jezelf. Zo heb ik ontdekt dat ik als mens op mijn meest hulpeloos ben als mijn 1-jarige zoon ’s nachts geen zuurstof meer krijgt en wij slaapdronken van huisartsenpost weer naar huis, weer naar de huisartsenpost, weer naar huis en uiteindelijk naar het ziekenhuis racen. Twee dagen ziekenhuis is alles wat een mens met volle verstand kan verdragen. Ook al is de kinderafdeling feestelijk versierd met vlaggetjes en beertjes en clowns. Je wilt maar een ding, zo snel mogelijk weg en wel met een gezond kind. Inmiddels gaat het beter. Zes keer puffen met series van vier (met een mondkapje) en dit een week lang afbouwen. Ga er maar aan staan. Onze zoon ziet het zelf anders. Afbouwen? Doe ik niet aan. Hij haat het, vecht er tegen met man en macht. Maar het spul zal er in gaan, ook als dat betekent dat hij een mondkapjestrauma oploopt. Dat probleem lossen we dan later wel weer op.

Volgens de rijzige man...

Ik ben de laatste twee jaar bezig geweest met het schrijven van een verhaal. Geen boek, dat wordt het misschien ooit als iemand het wil uitgeven. Vooralsnog is het een verhaal. Heel veel kleine uurtjes werk zitten erin. Uurtje hier, halfuurtje daar, soms enkele uren op rij, soms in drukke omgevingen omdat zich een schrijfkans voordeed, soms zelfs in de trein. Niet bepaald een constructieve wijze van werken, vandaar waarschijnlijk de duur van twee jaar. Een titel is er nog niet, niet eens een werktitel en toch is het verhaal al bijna klaar. Alle losse eindjes zijn elkaar geknoopt, de gaten in de plot zijn gevuld. Kortom, tijd voor een laatste correctieronde. Hier alvast een kort fragment.

Volgens de rijzige man in het verplegerkostuum was Willem zeker twee uur buitenwesten geweest, volgens Belle was het langer. Allebei stonden ze aan het bed waarin Willem lag, in een van de kleine kamers van de kille eerste hulp afdeling. Infuus in zijn rechterarm, hartslagsensoren op zijn borst en een barstende koppijn. Alles wat hij voelde ervoer hij als onwerkelijk. Krampachtig als tijdens een examen probeerde een aangeslagen Willem de wanorde in zijn hoofd te rangschikken op volgorde van belangrijkheid maar faalde volledig. 

Idoolwaardig

Don Draper. Onthoud die naam! Hij vertegenwoordigt namelijk een van de Mad Men van Mad Men. Sterker nog, hij is de Mad Man. Ik idoliseer niet graag, nooit gedaan. Als tiener was ik idolaat van hooguit één band en Sean Kelly, de Ierse wielrenner. Meer niet. En met idolaat bedoel ik niets meer dan heel erg fan zijn zonder de bezetenheid. Van Sean Kelly heb ik een handtekening en een foto. Van de band niet. De bandleden hadden toen ik begon met luisteren naar hun muziek al de godenstatus en ik als jonge sterveling kwam daar niet in de buurt. Later, als post-puber, struinde ik met mijn concertmaten na optredens parkeerplaatsen af op zoek naar muzikanten om ze de hand te schudden en een praatje te maken. Het gedoogbeleid van Nederland maakte dat de meeste muzikanten echter in een andere wereld waren. Lou Barlow bijvoorbeeld van Sebadoh/Dinosaur Jr was stomdronken en de complete bezetting van System of a Down was high as a kite. Robert Trujillo van Metallica (toen Suicidal Tendencies) was een positieve uitzondering. Toffe peer. Net als Max Cavalera (toen Sepultura), die wilde zelfs een balletje trappen. Don Draper doet niks van dit. Hij houdt zich op een afstand. Draper rookt als een ketter, drinkt als Charles Bukowski en bedenkt af en toe een pakkende slogan. Het is de wijze waarop hij dat doet, de stiltes die zijn zinnen verbinden en de blik in zijn ogen…die Don Draper idoolwaardig maken.

Blind en doof en dat op dezelfde dag

Aftakeling 1.

Gisteren mijn ogen gaan laten meten. Een oogopenende gebeurtenis die ik al 15 jaar aan het uistellen ben om de infantiele reden dat ik ‘dan toegeef aan mijn lichamelijke aftakeling’. Onzin natuurlijk. Nu schijnt er iets bijzonders aan de hand te zijn in de streek van mijn irissen. Ik heb een dubbele cilinderafwijking of zoiets riep het meisje van het oogmeetapparaat, zelf ook enigszins verbaasd. Eigenlijk heb ik goede ogen maar ook weer niet. Hoe dan ook, ik heb een bril/lenzen nodig. En wel voor de hele dag. Of ik een afspraak met de lenzenopmeetspecialist wil maken. Doe ik! Morgen, of anders volgende week of zo.

Aftakeling 2.

Tegelijkertijd ben ik officieel gestopt met het in de hand werken van een andere lichamelijke aftakeling. De piep in mijn oren die af en toe hinderlijk opduikt. Na bijna 25 jaar intensief concertbezoek zonder gebruik te maken van oordoppen (want dat is niet metal) had ik deze aftakeling natuurlijk moeten horen aankomen. Ruimschoots te laat om de piep tegen te gaan heb ik onlangs speciale oordoppen besteld en ontvangen. Netjes op tijd want met optredens van Burnt By The Sun en Volbeat voor de boeg zou mijn gehoor wel eens definitief beschadigd kunnen raken.

Aftakeling 3.

Rest de vraag wat zal volgen. Vergeetachtig ben ik al. Bakbrood in plaats van stokbrood, kruidenboter vergeten. “Dat heb ik je toch ge-ze-hegd! Echt waar? Weet ik niks meer van. Ja gisterenavond. Wow, nee…geen idee waar je het over hebt.” Dergelijke gesprekken worden doorgaans afgerond door een luide piep in mijn oren. Enfin, dat soort vergeetachtigheid. Onbetekenend maar als feit keihard. Wat volgt dus? Ik zet mijn geld op mijn linkerknie. Het geluid dat die soms maakt, niet meer normaal. 

Genrestapeltjes

Net verhuisd. Mijn muziekverzameling uit dozen gehaald en mezelf niet alleen verbaasd over de hoeveelheid cd's, platen en cassettebandjes, maar ook over de ridicule hoeveelheid muzieksoorten. Zoveel dat ik er zelfs een kast voor gebruik die aanvankelijk alleen bestemd was voor kleding. Genrestapeltjes bevolken nu de planken in de kast. Een kast die overigens al vol was voordat ik klaar was. En dus heb ik voor het eerst in mijn leven cd's geselecteerd, afgestoft, in een doos gestopt en opgeslagen achter grote witte schotten op zolder. Ze zijn dus ten dode opgeschreven want een cd die achter een groot wit schot op zolder terechtkomt, wordt pas over 30 jaar opnieuw ontdekt met een diepe zucht. "Ach kijk nou", wordt dan gezegd door een bejaarde man. "Een zilverkleurig schijfje waar Badmotorfinger en Soundgarden opstaat. En hier een van Michael Jackson. Hoe zou het daar toch mee zijn?" 
Overigens, wie geinteresseerd is in mijn muziekrecensieverleden klikt hier

Urgentie? Wat de fok?

Woorden spoken door mijn hoofd, heel vaak. Helaas zitten daar soms ook woorden tussen die ik liever vergeet. Of opsla in de lade: misschien voor later. Woorden die met name in de media te pas en te onpas worden gebruikt en plots in de vaart der volkeren rap aan snelheid lijken te winnen. Een voorbeeld ter illustratie. Men neme het woord: URGENTIE. De kapitalen zijn uiteraard bewust. Iets heeft blijkbaar urgentie. In dit geval muziek, want daar gaat deze post over. Een muzieksoort kan klaarblijkelijke urgentie hebben. In gewone mensentaal: de tijd is er rijp voor. Van Dale heeft het over 'dringende noodzaak'. Tja. Poepen heeft urgentie. Het gebruik van het woord heeft iets elitairs, iets snobistisch. Alsof de gebruiker een dieper inzicht heeft in de ontwikkeling van een stroming nog voordat de stroming het zelf door heeft. Bullshit. Populaire muziek is maar een keer urgent geweest: Rock & Roll people, Rhythm & Blues. Hank Williams, Little Richard, Chuck Berry, Elvis, Sun Studio. Punt. Alles wat volgde is op dat moment geboren en volwassen geworden. Ook The Beatles! Nu de hokjes waarin we muzieksoorten proberen te plaatsen op zijn, classificeren we muziek gemakzuchtig als zijnde urgent. Gaap. Het is de luisteraar die besluit of die ene cd (of download) voor hem of haar op dat ene moment urgent is. Los van maatschappelijke ontwikkelingen en/of door media gecreeerde hypes. Voor mij, nu op dit moment, zijn Ray Lamontagne en Band of Horses urgent. Voor heel veel mensen zijn ze dat niet. So what.

Thank you for the hot beef injection John Hughes

John Hughes is niet meer. Ik was een typische tiener, een van de jaren ’80. Eerste vriendinnetje, eerste kus, eerste keer samen naar bioscoop, eerste keer…Allemaal tijdens de jaren '80. Je begrijpt het. De films van John Hughes staan op mijn netvlies gebrand. Hij wist als geen ander de problemen van tieners respectvol te behandelen en ze serieus te nemen. Als we begrepen wilden worden gingen we naar de bioscoop. Wie John Hughes was behalve filmschrijver en regisseur heb ik nooit geweten, maar dat hij een zeldzaam inzicht had in de belevingswereld van tieners, dat was overduidelijk. Al die zoekende jongeren die zijn films bevolken, wij konden het zelf zijn geweest. Sterker nog, Ferris Bueller in Ferris Bueller's Day Off, Andy Walsh in Pretty in Pink maar vooral John Bender in The Breakfast Club. Dat waren wij, zij het alleen in onze gedachten. Bender: “Sweets. You couldn't ignore me if you tried. So... so. Are you guys like boyfriend-girlfriend? Steady dates? Lovers? Come on, sporto, level with me. Do you slip her the hot beef injection?”

Dank je wel John Hughes.

Pantalonleeftijd

Ik maak me graag schuldig aan jeugdzonden. Niet om eeuwig jong te blijven. De kilo’s, de kleur haar boven mijn slapen en het kraken van mijn gewrichten zijn immers onomkeerbaar in my face. Ik hoef mijn jeugd niet te verlengen tot aan mijn 40ste. Noch wil ik eeuwig hip zijn. Geen bakfiets voor de kids, geen Amsterdam-Zuid kapsel, kek sjaaltje of skinny jeans om benen van pantalonleeftijd. Niks daarvan. Mijn stijl heet gemakzucht. Jeans, Vans, t-shirt. Geen fratsen. Alleen de herinneringen neem ik mee plus nog een paar zaken waar ik zielsveel van houd. Concertbezoekjes met name: een biertje teveel drinken om de volgende dag te beseffen dat jong zijn niks voor ouderen is. Tot dan verheug ik me op Pukkelpop, net als vorig jaar en het jaar daarvoor en het jaar…

Weg met de onderwegstress

Wij hebben het verdiend! Wij, de vakantieperiodedoorwerkers, die het hele jaar in de file staan. Wij hebben die paar magere weken per jaar dat het rustig is op de weg hartstikke verdiend. De beloning? Onze reistijd met 50% halveren, later uit bed, eerder thuis, geen onderwegstress. En verdorie, opeens blijkt autorijden, ondanks de milieupijntjes die het kost, weer leuk te zijn. Je weet wel, net zo leuk als toen je net je rijbewijs had en elke kilometer die je kon rijden nog een avontuur was. Ik kan niet wachten op morgenochtend. Een vriendelijke groet naar mijn collegaweggebruikers, raampje open, zonnebril op en karren maar.

Dingen die je leest zonder tv

Een voorwaarde om mijn werk als copywriter goed te (blijven) doen is immer nieuwsgierig zijn, soms op het belachelijke af. Alles lezen wat binnen handbereik ligt, alles proeven wat op tafel staat, alles ruiken wat langskomt. En veel kijken, tv bijvoorbeeld. Behalve als deze niet meer werkt, zoals laatst. Paniek? Nee. Er is nog steeds internet en er zijn nog steeds boeken. Old school tijdverdrijf. Ik besloot de kans die mij door een falende Ziggo-verbinding aangeboden werd aan te grijpen. Lezen dus. In onze stadstuin. 5 dagen lang lezen. Een biografie van Keith Bakker (mwah, ach…maar ik weet nu wel hoe je het beste een naald kunt inbrengen, ook als ze bot zijn) en Conversation Capital, een boek over merkervaringen, geschreven door de mensen van Sid Lee, een creatief bureau uit Montreal en een aanrader voor iedereen die creatief commercieel bezig is met merkbelevingen. De tv doet het inmiddels al weer twee dagen maar behalve voor een testje om te kijken of hij het doet heeft hij gezwegen.

Stadstuin

Omgeven door klimop en schuttingen. Een typische stadstuin, volgens de aankoopmakelaar. In de verte de ruisende banden van het avondverkeer. Geen lamp aan, behalve het licht van het notebookbeeldscherm dat motten aantrekt. Ik zie warempel sterren en dat in een stad vol tegenlicht. Behalve in mijn stadstuin. Daar heerst de zomernacht.

Krant

Mijn netto vrij te besteden tijd is dramatisch gekelderd sinds de geboorte van ons zoontje. Hij slaapt nu en wat doet papa? In plaats van de krant te lezen of een boek, kruipt hij achter zijn beeldscherm en beklaagt zich over het feit dat hij in zijn schaarse netto vrij te besteden tijd geen krant of boek leest. Of de was ophangt, of de slaapkamer stofzuigt, of boodschappen gaat doen, of stopt met klagen en de krant gaat lezen.

Eersteling

Niemand die er nog van weet. Althans op het moment van schrijven. Nul volgers. Het voelt alsof ik een kwajongensstreek uithaal. En eigenlijk doe ik maar wat. Schrijven ja, zo kun je het noemen. Het moet eruit. Ja, dat is het. Blogs zijn ontwikkeld voor allesschrijvers. Mensen met het soort hersenen waar ontelbare woorden en zinnen in spoken. Soms wordt wat rondspookt concreet en is er een onstopbare drang dit te materialiseren. Schrijven is bevrijden, vooral als het nergens over gaat. Want heb ik eigenlijk iets te vertellen? En waarom wil iemand er van weten? Mijn eerste post gaat dus nergens over of daarom juist wel.

Om hier maar eens mee te beginnen

Waar trek je als blogger de streep? Hoe ver ga je in wat je deelt en wat is eigenlijk interessant genoeg om te delen? Dit zijn de vragen die mij in de weg zaten. Waarom een blog beginnen als ik iedereen die ik uberhaubt iets wil vertellen dat ook persoonlijk kan zeggen? Aan een tafel op een stoel. Of in de kroeg. Onderweg ergens naartoe. Wat ik hier schrijf is dus voor iedereen die ik niet ken. En ook niet zal leren kennen want digitale vrienden bestaan bij de essentie van afstand. Ik heb me nog niet gebuigd over zaken als toon en onderwerpen. Ik plant hier slechts een zaadje en zie wel wat er uiteindelijk gaat groeien en waar naartoe.